Zo trots als Max

door: Erna van ’t Westeinde.

Ik zit achter mijn laptop naar het scherm te staren en denk na. Bezig met de voorbereiding van een presentatie aan mijn team op het werk. De doelstelling is, een enorme groei te realiseren en ieder moet daar zijn steentje aan bijdragen. Hoe krijg ik twintig mensen gemotiveerd om hard te werken en iedere tegenslag te trotseren om dit te bereiken?
‘Ze moeten trots worden op hun prestaties!’ besluit ik. Trots om – hoe moeilijk en hoeveel tegenslag dan ook – door te gaan tot we de doelen hebben bereikt. Trots. Hoe ga ik dat doen?
Terwijl ik daar over nadenk, kijk ik naar Tristan, die buiten met een vriend aan het spelen is. Ze doen een wedstrijd sprinten en roepen om beurten:
‘Klaar voor de start? Af!’
Dan rennen ze gezamenlijk het pad af, tot aan het einde kan worden beslist wie gewonnen heeft. ‘Trots’, schiet door mijn hoofd en ineens heb ik het.
Afgelopen zaterdag hielp ik met de atletiektraining van de kinderen. Het was de laatste training voor de kampioenschappen en de trainers besloten om alle atletiekonderdelen van de jeugd een laatste keer goed te oefenen. Ingedeeld bij het onderdeel verspringen bereidde ik mijn training voor: drie pionnen voor de aanloop, zandbak aanharken en het meetlint in de aanslag om de prestaties op te meten. Alle theorie in de aanslag om de kinderen te helpen met het maken van een technische juiste en verre sprong.
Na een uurtje kwam het laatste groepje bij me. De negen allerjongsten waren in dit groepje bij elkaar en vol goede moed begon ik met het springen. Er werd ‘voor het echt’ gesprongen en gemeten, en met serieuze blikken begon de les. Atleet na atleet liet een goede sprong zien en ze hadden er allemaal zin in. 
Tenslotte kwam Max, als laatste springer in het veld. Max heeft een vorm van autisme en heeft soms extra tijd nodig, voor hij begrijpt wat er van hem wordt verlangd. Hij ging klaarstaan bij de middelste pion voor zijn aanloop naar de verspringbak, veel te ver voor de sprint die hij moest gaan trekken.
‘Kom maar, Max. Naar de eerste pion’, riep ik de jongen toe.
‘Vanaf de eerste pion kun je het beste starten, dat is voor jou de goede afstand. Loop maar naar de eerste pion.’
Max begreep me niet en keek me aan, nog steeds in starthouding voor een sprint en wachtend op mijn signaal te vertrekken.
‘Ga maar beginnen bij de voorste pion, Max’, probeerde ik nogmaals om hem te helpen.
‘Ja Max. Je staat verkeerd. Naar de andere pion!’
Ineens had ik acht assistent trainers aan de baan staan. Alle medeatleetjes richtten hun ogen op Max en een enkeling riep hem bij wijze van hulp toe. Het leek alsof Max het begreep en hij veranderde van beginpunt. Helaas liep hij niet naar de eerste pion maar de laatste, waarmee hij zijn aanloop met vijf meter verlengde. Dit zou zijn sprong niet ten goede komen. Ik probeerde het nog een keer maar zonder succes. Dan maar starten.
Max kwam in beweging en sprintte naar de verspringbak. Intussen hadden mijn assistenten geen interesse meer in hem en duwde elkaar over de baan heen, waardoor Max slingerend tussen de andere kinderen door, op de afzetstreep af denderde. Hij kwam absoluut niet uit met zijn aanloop en zette zijn voet over de streep.
‘Ongeldige sprong’, riep een kind vanaf de zijlijn en daarmee was niemand meer geïnteresseerd in de prestatie van Max.
Max echter, wist vanaf dat moment een mooie sprong te maken. Hij zette kracht en kwam met een perfecte landing in de verspringbak terecht. Met glimmende oogjes kwam hij naar me toegelopen.
‘Hij was niet geldig Max’, zei ik tegen het jongetje. ‘Maar het was een prima sprong en we gaan hem samen meten, want dan weten we wel hoe ver jij springen kunt.’
Ik gaf Max het ene eind van het meetlint en zag er op toe, dat hij vanaf het juiste punt begon te meten. Zelf liep ik naar het afzetpunt toe en riep hem nog eens toe:
‘Volgende keer niet over de lijn stappen, want nu is je sprong ongeldig. Maar je hebt een sprong gemaakt van drie meter en één centimeter.’

Aan het einde van de les stonden we als trainers nog even met elkaar te praten, toen ik aan mijn jas getrokken werd door Max. Zijn gezicht straalde.
‘Juf. Je moet mee komen naar mijn papa!’ en hij trok me naar een lachende vader toe.
‘Het is echt waar papa, ik heb echt meer dan drie meter gesprongen. Drie meter en één centimeter. Dat is waar hè?’
Hij zocht bevestiging bij mij en ik beaamde dat hij die sprong echt gemaakt had. Voor Max was dat genoeg. Zijn valse start, het hinderen van de kinderen op de baan, de desinteresse van de rest en bovenal de ongeldige afzet voor de lijn. Het kon hem werkelijk niet schelen, dat de aanloop naar zijn sprong niet goed en zelfs lastig was geweest. Max had zojuist zijn persoonlijk record verbeterd en sprong meer dan drie meter. En daar was hij trots op.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.