Hij is zes jaar en praat!

door Miranda Olijrhook, columniste.

Mijn zoontje van zes jaar heeft inmiddels een ruime woordenschat. De ontwikkeling van zijn taal is gegaan conform het boekje van het consultatiebureau. Zo sprak hij vanaf zijn eerste verjaardag zijn eerste paar woordjes, vormden hij op zijn tweede al korte zinnetjes waarvan ik als gedwongen luisteraar precies begreep wat hij bedoelde-ja, die! Nee, hoeft niet! Zelluf doen!).

Met drie jaar zijn daar zinnen bijgekomen die begonnen met waarom, wanneer, ik wil en mag ik. Dat laatste is gekomen, doordat ik vond dat hij dingen netjes moest vragen. Tegenwoordig zijn dat de meest gebruikte beginwoorden in een dialoog met mijn kind.

Gelukkig ging ook die ontwikkeling weer volgens de norm, anders was ik door hetzelfde bureau van dat boekje op het matje geroepen, waarbij mij ten strengste zou worden opgedragen om toch minstens twee keer per dag voor te lezen op straffe van het hebben van een onverstaanbaar kind. Terwijl ik al de grootste moeite heb om eenmaal per maand iets voor te lezen aan hem, behalve dan de huisregels, voorgelezen uit frustratie en in een opvoedkundige neiging mijn kind iets van normen en waarden mee te geven.

Inmiddels gaat mijn zoontje naar de basisschool en kan hij een behoorlijk babbeltje houden. We zijn tot de conclusie gekomen dat mijn zoontje de taal heeft geleerd van zijn beide ouders en de rest van de straat. Van de rest van de straat weet ik het niet, maar van mijn man weet ik dat hij onbewust zijn uiterste best gedaan om bepaalde eigenschappen over te dragen aan ons jongetje, die bij zijn geboorte een overdosis testosteron heeft meegekregen. Alles wat papa uitkraamt, wordt door de kleine macho geabsorbeerd.  En dan met name een aantal specifieke woorden. Hij heeft zijn eerste biologieles nog niet gehad, toch weet hij feilloos een aantal biologietermen te noemen. De gebruikte termen worden over het algemeen toegepast door volwassenen die niet getuigen van een uiterst brede en door allen gewaardeerde woordenschat. Ook meisjes en jongens in de puberleeftijd gebruiken tot mijn grote ergernis dergelijke taal, waarbij bijvoorkeur een bepaalde ziekte aan jan en alleman toegewenst wordt en waar mijn zoon natuurlijk een dankbare getuige van is.

Uiteraard wijzen wij ons kind op dit soort taalgebruik. Als hij het echt te bont heeft gemaakt, moet hij van ons zijn mond spoelen met zeep. Hoewel dat ondanks een goed gereinigde mond tot nog toe nog geen gereinigde woorden heeft opgeleverd.  De juf op school heeft ons tijdens het laatste oudergesprek nog eens op de feiten gedrukt. Onze zesjarige verlaagt het spreekniveau van alle kinderen uit zijn groep. Dus probeert papa zijn tong in bedwang te houden om daarmee het goede voorbeeld te geven aan ons kind, anders wordt de juf boos.

Voor zover ik mijzelf goed ken, valt mijn eigen taalgebruik best mee. Ik geloof niet dat ik vloek, strooi met lichaamsdelen of allerlei enge ziektes de ether inzend. Papa echter wordt toch nog regelmatig door mij vermanend aangekeken (woorden zijn niet nodig, mijn blik zegt op dat moment genoeg). Zelfs op straat spreek ik argeloze voorbijgangers aan wanneer hun taalgebruik mij tegen het zere been schopt en mijn zoon zijn oortjes teveel spitst. Maar tijdens de zoveelste tirade van mij aan mijn kinderen die ik op dat moment buitengewoon kinderachtig vind, wordt mij een levensgrote spiegel voorgehouden. Mijn woordkeus bevat een aantal enge ziektes die gelukkig inmiddels uitgeroeid zijn. Ook ben ik niet bang om tijdens mijn tirade lichaamsdelen te benoemen die bij man en vrouw verschillend zijn, om daarmee het geschreeuwde kracht bij te zetten. Het getuigt in ieder geval niet van een beheerste uiting van boosheid. Het schaamrood verschijnt op mijn kaken. Goeie grutten! Waar ligt die zeep? Ik moet ook maar eens een grondige poging ondernemen om mijn mond te reinigen!

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.