Fietsende kinderen

door: Erna van ’t Westeinde.

Sinds kort fietst Carmen zonder zijwieltjes. Het heeft lang geduurd en we hebben vaak geoefend en bemoedigende woorden moeten spreken, maar nu is het eindelijk zo ver. Ze heeft nog een klein duwtje nodig om op haar fietsje te komen, maar dan trapt ze dapper de pedaaltjes rond en stuurt rondjes op het parkeerplein om de hoek. Het geeft een voldaan gevoel: Ze is vijf jaar en ze kan alleen fietsen. Gelukkig hoef ik haar op haar zestiende niet achterop de fiets naar school te brengen. Ik heb weer een fase van het opvoeden met succes afgerond. Anderzijds heb ik er een zorg bij gekregen; ze fietst.
Fietsen met kinderen blijft toch een raar iets. Als tiener keek ik jaren geleden met medelijden naar moeders, die op hun fiets twee kinderen – één voorop, één achterop – vaak nog balancerend met een boodschappentas het dorp rondreden. Ondanks mijn plechtige belofte zoiets burgelijks nooit te doen, is het me jaren later toch gelukt om met twee kinderen op één fiets rond te slingeren, en het nog leuk te vinden ook.
Mijn bewondering voor moeders met twee kinderen – of zelfs maar één kind – op de fiets is sinds mijn eigen ervaringen enorm gegroeid. Het is een merkwaardige tak van sport en kost een verhoogde concentratie voor het fietsen zelf. Mijn kinderen hadden nogal de neiging om niet stil te zitten op de fiets. Een klein kind voorop geeft dan niet zo vaak het grootste probleem. Die is meestal met één handbeweging wel weer rechtop te krijgen. Een kind achterop zit helaas buiten je gezichtsveld.
Ik zal nooit vergeten, dat Tristan tijdens een fietstocht achterop zat en iets zag bewegen in de berm. Hij boog naar rechts om het beter te bekijken. Ik ging naar links hangen, om genoeg tegenwicht te bieden tegen deze onverwachte ruk naar rechts. Vervolgens begon Carmen voorop luidkeels te zingen: “van voor naar achter van links naar rechts” met bijpassende bewegingen. Ik hoef niet uit te leggen waar deze fietstocht eindigde: in de berm.
Of de keer dat ik met twee kinderen besloten had op de fiets even wat broodjes bij de bakker te halen. De tas bungelde ergens tussen Carmen en mijn stuur toen Tristan besloot achterop de fiets het slot eens uit te proberen. Met een enorme smak knalde ik op de grond. Wonder boven wonder bleven beide kinderen ongedeerd. Tristan stak triomfantelijk het sleuteltje in de lucht en Carmen wees met blij gezicht naar de broodjes, die in de sloot werden opgegeten door een aantal eenden. Ik zat verdwaasd in het midden te kijken naar mijn bloedende knie.

Er komt een dag, dat je realiseert dat het beter is dat je kind zelf fietst. Daar moet je wel even in investeren. Zijwieltjes demonteren en met kromme rug ik achter het fietsje van de kinderen aan rennen. Telkens bijsturen, dan weer rechtop zetten of springen over het fietsje als Tristan of Carmen besloten te remmen op een moment dat ik dat zelf allerminst verwachte. Heen en weer rennen, sturen, corrigeren, vloeken en weer op nieuw beginnen.

Nu allebei mijn kinderen echter zelf fietsen, heb ik een ander probleem. Het in de gaten houden van twee kinderen die naast je fietsen is zeker zo intensief en lastig als twee kinderen op je eigen fiets. Je moet voor drie fietsers uitkijken en bent continue in de weer met het geven van aanwijzingen.
“Kijk uit voor die auto. Niet te dicht tegen die auto. Niet te dicht bij mama. Naar links, naar links, naar rechts. Stoppen bij die paaltjes. Stóppen bij die paaltjes!”
Het verkeer in ons dorp is toch veel intensiever dan ik eerder in de auto heb opgemerkt. Ook de stuurbewegingen van een pas zelf fietsende vijfjarige zijn een beetje onberekenbaar en remmen met de voeten heeft vaak tot gevolg, dat Carmen net iets te laat voor geparkeerde auto’s stopt. Vorige week heb ik onze WA-verzekering nog eens goed doorgenomen en overwogen deze met minimaal hetzelfde bedrag te verhogen.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.