Zelfvertrouwen stimuleren: hoe het woordje ‘wel’ je daarbij helpt.

Door: Linda Ketting-Spek, www.eenkunstapart.nl .
Niet
te lang in je bed blijven liggen, Niet vergeten je tanden te poetsen, Niet met volle mond praten, Vergeet je tas niet. Is het herkenbaar dat je de dag begint met het woordje ‘niet’, waarna je de rest van dag alleen nog maar aan het waarschuwen bent? Aan het gezicht van je kind kun je vaak zien wat hij van al deze waarschuwingen vindt. Hij zal een bedroefde of teleurgestelde uitdrukking op zijn gezicht hebben. Misschien wordt je kind er zelfs stilletjes van. 

Hoe komt het dat het woordje ‘niet’ zo vervelend op je kind overkomt? Daar is een reden voor. Het woordje ‘niet’ klinkt negatief waardoor het voor je kind net is alsof hij te horen krijgt waar hij slecht in is. Als je bijvoorbeeld tegen je kind zegt: “niet te lang in je bed blijven liggen”, dan zorgt het woordje ‘niet’ ervoor dat je uitspraak heel vervelend overkomt. Wanneer je kind vaker het woordje ‘niet’ hoort, merkt hij steeds weer waar hij slecht in is. Je kind gaat zich onplezierig, verdrietig, teleurgesteld en/of ongelukkig voelen. En dit komt zijn zelfvertrouwen niet ten goede.

Er is een oplossing!
Altijd wanneer je tegen je kind zegt dat je iets niet wilt, is er dus ook iets wat je wél wilt. En wanneer je iets niet hoopt, is er dus eigenlijk ook iets wat je wel hoop. Of wanneer je denkt dat iets niet zo is, denk je dus wel iets wat daar het tegenoverstelde van is.  Een voorbeeld. Als je zegt: “niet te lang in je bed blijven liggen”, dan wil je wél je kind over vijf minuten naast zijn bed zien staan.  Als je zegt wat je wél wilt, hoopt of denkt dan begrijpt je kind je veel beter en daarnaast klinkt het ook veel hartelijker. Je kind voelt zich er echt plezieriger en gelukkiger door.

De drie stappen waardoor je het woordje ‘wel’ in je taalgebruik opneemt.  

  1. Besluit om vanaf vandaag geen negatieve woorden meer te gebruiken als je iets tegen je kind zegt. Vanaf vandaag kies je voor positieve woorden.
  2. Voordat  je tegen je kind gaat zeggen dat hij iets niet moet of niet mag doen, vraag jij je eerst af wat je wél wilt.
  3. Kies voor woorden die positief zijn en voorkom onplezierige woorden in je taalgebruik. Voor elk negatief woord bestaat een positief woord. Kies bijvoorbeeld voor het woordje ‘wel’ in plaats van ‘niet’. En kies voor het woordje ‘soms’ in plaats van ‘altijd’.

Meer voorbeelden.

  • “Ik wil dat je over vijf minuten je bed uit bent.” In plaats van: ” Niet te lang in je bed blijven liggen.”
  • “Wel je tandenpoetsen voordat je naar school gaat.” In plaats van: “Niet vergeten je tanden te poetsen.”
  • “Eerst je mond leegeten, voordat je gaat praten.” In plaats van:  “Niet met volle mond praten.”
  • “Wel je schooltas meenemen.” In plaats van: “Vergeet je tas niet.”

Kortom, als je zegt wat je wel wilt, hoopt of denkt dan begrijpt je kind jou beter en het klinkt aardiger. Hoe positiever je woorden zijn, hoe opgewekter en gelukkiger je kind wordt. Dit draagt bij aan het stimuleren van het zelfvertrouwen van je kind.

© 2012 Linda Ketting-Spek | Een kunst apart
Wil je helemaal gratis en vrijblijvend de praktische tips wekelijks in je mailbox ontvangen? Ga dan naar www.eenkunstapart.nl en schrijf je in aan de rechterkant van de pagina. Bovendien ontvang je direct na je aanmelding de gratis zelftest ‘Hoeveel zelfvertrouwen heeft mijn kind?’

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.